foto_amjadOp een dag vertelde mijn moeder dat we moesten vluchten uit Aleppo. Al maanden hoorden we van de oorlog, maar nu waren ook wij niet meer veilig. Eerst gingen we naar Turkije. Lopend staken we de grens over. We hebben drie jaar in Turkije gewoond: mijn ouders, mijn broers, mijn zusje en ik.

Alles kwijt
Mijn vader is op een gegeven moment teruggegaan naar Syrië om te kijken naar ons oude huis. Er was niets meer van over: een bom heeft alles verwoest. Alles waren we kwijt, ook paspoorten en geld. Mijn vader kan niet meer terug. Elke dag staat hij bij de grens om te kijken of hij Turkije in kan. Maar zonder paspoort kan dit niet. Zijn enige kans is om de grens over te steken als de bewaking weg is. Maar dat is tot nu toe niet gelukt. Waar mijn vader nu precies is, weet ik niet.

Na drie jaar wachten zijn we naar Griekenland vertrokken. Mijn broer van 17 was al eerder weggegaan en mijn broer van 14 bleef achter in Turkije. Met mijn moeder en zusje ging ik naar Samos (Griekenland) in een bootje. Op de boot werd mijn zusje steeds zwakker en waren we bang haar te verliezen. Toen we Europa bereikten, waren we zo blij. We dachten dat we het ergste gehad hadden.

‘Ik heb al het eten dat ik had aan kleine kinderen gegeven’

Dode mensen
In Athene zijn we met de bus naar Macedonië gegaan. Daar was UNICEF en kregen we eten en drinken. De maand erna hebben we alleen maar gelopen. We hadden bijna geen voedsel of water. In Servië hebben we drie dagen op straat geslapen. Onderweg zagen we de meest verschrikkelijke dingen. Veel dode mensen, zoals een moeder en een meisje van twee maanden die overleden waren omdat ze niet genoeg hadden gegeten. Toen dacht ik: het maakt niet uit als ik doodga, als ik maar andere mensen kan helpen. Vanaf dat moment heb ik al het eten dat ik had aan kleine kinderen gegeven. Ik was bang dat ze anders ook zouden sterven. In Hongarije hebben we onze vingerafdrukken afgegeven. We moesten daarna slapen in een toilet. We bleven in dat land vijf dagen en hebben er weer veel gelopen. Uiteindelijk zijn we met de bus naar Nederland gegaan.

Het was een opluchting toen we in Nederland aankwamen. Eerst moesten we naar Ter Apel en toen naar Echt. Hier in het asielzoekerscentrum hebben we een kleine maar veilige kamer. We danken God dat hij ons op een veilige plek heeft gebracht (‘Alhamdo Liah’). Het leven is hier goed. Ik ga naar school en hoop dat we onze vader en broer snel weer zullen zien.

Voetballes
In Syrië geeft mijn vader voetballes. Hij zegt dat ik in Nederland moet leren voetballen en dat als ik terugga naar Syrië ik hetzelfde moet gaan doen als hij. Voor mijn toekomst wil ik graag Nederlands leren. Daarna wil ik terug naar Syrië als het weer veilig is. Ik ga dan een groot gebouw maken en net als mijn vader voetballes geven.