“Door de stromende regen en tot onze enkels in de modder liepen we in het bos. Mijn kleren en rugtas waren doorweekt en daardoor loodzwaar. Ik had geen idee waar ik heen moest en was bang. Mijn broer liep ergens anders in de groep. En daar raakten we elkaar kwijt. Het was eng, maar we moesten doorgaan om eindelijk de grens tussen Servië en Kroatië over te kunnen.
Elke dag angst
Mijn broer en ik zijn gevlucht uit Aleppo. Aan de rand van onze woonwijk werd gevochten en dagelijks hoorden we schoten en bommen ontploffen. Elke dag leefden we in angst. Alles was veranderd, de gewone dingen konden al een tijd niet meer. In Syrië zwom ik in het nationale team. Maar door de oorlog kon ik al een tijd niet meer zwemmen.
Toen mijn broer opgeroepen werd voor militaire dienst hadden we geen keuze: in het leger moet je doden of word je gedood. Dat wilde mijn broer niet en ik evenmin. We besloten te vluchten om ergens anders een toekomst op te bouwen, weg van de oorlog in Syrië.
Grens dicht
We wilden via Turkije, Griekenland, Macedonië en Servië naar Nederland vluchten. Maar bij de grens met Kroatië konden we niet verder. De grens was dicht en met zeker 2000 mensen stonden we daar uren te wachten in de stromende regen. We konden nergens schuilen en uit wanhoop besloten we met een groep door het bos te gaan.
‘Na vier dagen zag ik mijn broer weer’
Het lukte om via het bos de grens over te komen. De politie escorteerde ons lopend naar het vluchtelingenkamp. Iedereen was doorweekt en ook onderweg vielen opnieuw hagelbuien. Na een paar uur lopen kwamen we aan bij het kamp. Daar ging ik meteen op zoek naar mijn broer, maar zag hem nergens. Nadat we ons geregistreerd hadden, ging de groep door met de trein naar Slovenië. Van daar reisde ik door naar de grens met Oostenrijk. En daar zag ik mijn broer weer. Vier dagen lang waren we elkaar kwijt, maar in dat kamp vonden we elkaar gelukkig terug.
Na een reis van enkele weken kwam ik met mijn broer aan in Amsterdam. Daar kregen we een treinkaartje om naar Ter Apel te reizen om geregistreerd te worden. Vanuit Ter Apel gingen we met de bus naar Tubbergen. Daar verbleven we ongeveer een week in een sporthal. Na een week moesten vluchtelingen uit Syrië en Eritrea weer vertrekken en toen gingen we naar Zandvoort. Hier zitten we nu met ongeveer 150 mensen.
Naar het zwembad
De Nederlanders die ons helpen zijn geweldig. Ik heb een Nederlandse vriend gemaakt. Hij is de zoon van een vrijwilliger bij de noodopvang en samen gaan we veel skaten. Toen zijn ouders hoorden dat mijn broer en ik van zwemmen houden, namen ze ons mee naar een zwembad. Dat was geweldig! Ik hoop zo dat ik snel weer kan zwemmen. Misschien kan ik in Nederland wel uitkomen voor een team. Mijn tijden zijn echt goed: 50 meter borstcrawl in 25 seconden.
We zijn hier nu een week, maar morgen moeten we weer weg. Waar naartoe weet ik nog niet precies. Eigenlijk zou ik wel graag hier willen blijven. Steeds verhuizen vind ik maar moeilijk. Ik wil graag naar school, meer vrienden maken en Nederlands leren. Maar het allerliefste wil ik weer ergens zwemmen.“