6 juni 2018
De situatie van kinderen in Nederlandse asielzoekerscentra voldoet nog niet volledig aan normen uit het VN-Kinderrechtenverdrag. Dat blijkt vandaag uit het onderzoek ‘Leefomstandigheden van kinderen in asielzoekerscentra en gezinslocaties’, uitgevoerd in opdracht van het COA en de Werkgroep Kind in azc. In Nederland wonen op dit moment ruim 7000 kinderen in asielzoekerscentra en gezinslocaties. Op laatstgenoemde opvanglocaties, waar uitgeprocedeerde gezinnen worden ondergebracht, voelt één op de drie kinderen zich niet veilig.
Gezinnen onder druk
Het langdurig delen van woonruimtes en basisvoorzieningen zoals een toilet, douche en keuken met andere gezinnen is een belangrijke oorzaak dat onderlinge relaties binnen gezinnen onder druk staan. Op sommige locaties moet meer dan 90% van de gezinnen de voorzieningen delen. Veel ouders geven aan dat hun gezinsleven onder druk staat door het gebrek aan privacy. “Deze vaders en moeders moeten de kans hebben hun kinderen zo normaal mogelijk op te voeden”, zegt Helen Schuurmans van de Werkgroep Kind in azc. “We pleiten er dan ook voor dat elk gezin een eigen woonruimte krijgt.”
Verhuizingen
Het regelmatige verhuizen geeft gezinnen onzekerheid en instabiliteit. De kinderen in de onderzochte asielzoekerscentra verhuisden gemiddeld minimaal één keer per jaar, maar er zijn grote uitschieters waarbij kinderen vijf of zes keer gedwongen moeten verhuizen. “Elke keer nieuwe vrienden, nieuwe leerkrachten en behandelingen die worden onderbroken of zelfs niet opgestart, zijn het gevolg. Kinderen hechten zich hierdoor minder snel”, legt Schuurmans uit.
Het COA heeft aandacht voor de gevolgen voor kinderen wat o.a. terug te zien is in het verhuisprotocol en het moment van verhuizen (in vakanties). “In het belang van het kind moet dit onderwerp centraal blijven staan en gekeken worden hoe verhuizingen (nog) verder te beperken zijn in het nieuwe flexibele opvangmodel”, zegt Sjef Robroek, Unitmanager Uitvoering van het COA.
“Sinds 2009 werkt het COA in dit verband aan een verbetering van de positie van kinderen in de opvang”, zegt Robroek. “Het leverde al concrete maatregelen en aanpassingen op die zichtbaar zijn op al onze opvanglocaties. Wij hebben geen invloed op factoren die zijn gerelateerd aan de asielprocedure en de uitkomst daarvan, maar wel op alle andere factoren. Het COA hecht grote waarde aan de samenwerking met de werkgroep en geeft prioriteit aan een veilige leefomgeving voor kinderen.”
Onderwijs en ontspanning
Uit het onderzoek blijkt dat onderwijs goed toegankelijk is voor kinderen die wonen in asielzoekerscentra. Daarvan gaat 99% naar school. Ongeveer 8 op de 10 ouders en kinderen geeft aan tevreden te zijn over de school. Het rapport signaleert wel een knelpunt in de overgang van de internationale schakelklas (voor leerlingen die geen Nederlands spreken) naar het reguliere onderwijs en doet aanbevelingen om deze doorstroming te verbeteren.
Voor jongeren is het ontspanningsaanbod te beperkt. Bijna zeven op de tien jongeren nemen (vrijwel) nooit deel aan activiteiten omdat er in de beleving van jongeren te weinig georganiseerd wordt wat ook aanslaat bij hun leefwereld. “Spelen en ontspanning lijken misschien ondergeschikt, maar het vergroot veerkracht en versterkt vertrouwen. Het is noodzakelijk voor kinderen om traumatische ervaringen te kunnen verwerken”, zegt Schuurmans. “Dit moet beter.”
Gezondheidszorg
Het onderzoek toont aan dat er tussen de locaties grote verschillen zijn in het gebruik van de geestelijke gezondheidszorg. Op één locatie kregen ten tijde van het onderzoek dertig kinderen therapie of andere hulp. Op vijf van de tien onderzochte locaties maakt geen enkel kind gebruik van geestelijke gezondheidszorg, terwijl deze wel beschikbaar is.
Op slechts drie van de tien locaties worden weerbaarheidstrainingen aangeboden aan kinderen. “Het verschil tussen de locaties is bedenkelijk omdat in alle azc’s kinderen wonen die heftige gebeurtenissen hebben meegemaakt”, zegt Schuurmans, “we pleiten voor maatregelen om uit te sluiten dat kinderen over het hoofd worden gezien en daardoor zorg missen.”
Gezinslocaties
De gesignaleerde knelpunten zijn groter bij de gezinslocaties waar uitgeprocedeerde gezinnen leven. De regels op de gezinslocaties zijn anders dan op reguliere azc’s en het leefgeld is minder. “Ieder kind in Nederland heeft dezelfde rechten, maar de kinderen in gezinslocaties krijgen nu minder kansen om zich te ontwikkelen dan andere kinderen en lijden onder hun omstandigheden. Dit is onrechtvaardig en gaat lijnrecht in tegen het VN-Kinderrechtenverdrag”, zegt Schuurmans. De onderzoekers pleiten er daarom voor om bij de nieuwe flexibele opvang deze situatie aan te passen.
- 35% van de jongeren in gezinslocaties voelt zich onveilig tegenover 10% in de reguliere azc’s. Sommige ouders noemen het verblijf in de gezinslocatie traumatisch voor hun kinderen.
- Op de gezinslocaties zegt 66% van de geïnterviewde professionals en vrijwilligers dat er te weinig aandacht is voor geestelijke gezondheidszorg, tegenover 15% bij de reguliere azc’s.
- Het lagere weekgeld leidt ertoe dat 76% van de ouders aangeeft dat het onvoldoende is om voor hun gezin te zorgen, tegenover 33% van de ouders in de azc’s.
Verbeteringen noodzakelijk
Het onderzoek laat zien dat er sinds het vorige onderzoek (2009) veel veranderd is, maar dat verdere verbeteringen noodzakelijk zijn. “Nu de staatssecretaris nadenkt over manieren om de opvang flexibeler en kleinschaliger te maken, is het cruciaal dat hij ook deze punten meeneemt”, zegt Schuurmans. “Met de aanbevelingen in de hand kan hij de opvang echt kindvriendelijk maken voor ieder kind.”
Het onderzoek werd uitgevoerd door onderzoeksbureau Avance in opdracht van het COA en de Werkgroep Kind in azc. De Werkgroep Kind in azc is een samenwerking tussen UNICEF Nederland, War Child, Defence for Children, VluchtelingenWerk Nederland, Kerk in Actie en Stichting de Vrolijkheid. In 2009 en 2014 verschenen eerder al onderzoeken van de werkgroep.
Noot voor de redactie:
Het rapport is hier te raadplegen.
Meer informatie op de site: